De rechtbank is van oordeel, dat op grond van de verklaringen van deze drie getuigen, in onderling verband en samenhang beschouwd, is bewezen, dat Nieborg op 5 juli 1974 het tenthuisje van Van der Velde in bruikleen had, gelijk aan partij Van der Weg te bewijzen was opgedragen. Weliswaar spreken de getuigen in dit verband niet van bruikleen, doch dit viel van niet-juridisch geschoolde mensen als een kastelein (Van der Velde), een veehandelaar (Gjaltema) en een stucadoor (Van der Sluis) ook niet te verwachten. Doorslaggevend acht de rechtbank dat de getuigen in dit verband spreken van gebruikmaken van het tenthuisje (Van der Velde), gebruiken (Gjaltema) en het in gebruik afstaan (Van der Sluis). Dat het gebruik van het tenthuisje tijdelijk was, wordt bewezen door de verklaring van Van der Velde, wanneer deze in verband met het gebruik spreekt van "enige tijd" en de verklaring van Van der Sluis, waar deze als periode noemt "de zomer van 1974". Dat het gebruik gratis was, wordt bewezen door de verklaring van Van der Velde, die in dit verband uitdrukkelijk het woord "gratis" noemt, in combinatie met de door alle drie getuigen genoemde dankbaarheid van Nieborg en diens mededeling aan de getuigen Gjaltema en Van der Sluis, dat hij met zijn gezin daardoor dit jaar nog op vakantie zou kunnen gaan. Aan het vorenoverwogene doet niet af, dat getuige Van der Velde in aanzienlijke mate belang heeft bij het afwijzen van de ingestelde vordering; het komt nu eenmaal vaker in procedures voor, dat getuigen daarin tevens tot op zekere hoogte belanghebbenden zijn. Bedacht dient te worden, dat Van der Velde ingevolge de wet niet onbekwaam is, om in deze zaak als getuige op te treden, voorts, dat zijn verklaring wordt gesteund door die van de getuigen Gjaltema en Van der Sluis, en tenslotte dat Nieborg heeft afgezien van het doen houden van een tegengetuigenverhoor. Waar de rechtbank Van der Weg geslaagd acht in de hem verstrekte bewijsopdracht, zal de vordering van Nieborg dienen te worden afgewezen, met veroordeling van Nieborg in de kosten van het geding.