Weet wat je meet en waarom
Datum: Vrijdag 31 augustus @ 13:17:08 GMT+1
Onderwerp: Algemeen


Op pagina 2 van het kwartaalblad e-data en research staat een verslag van het symposium Kwantitatieve benaderingen in het taal- en letterkundige onderzoek en elders in de geesteswetenschappen getiteld Weet wat je meet en waarom. Hier heb ik het paper Geografie en inwoneraantallen als verklarende factoren voor variatie in het Nederlandse dialectgebied van Wilbert Heeringa, John Nerbonne, Renée van Bezooijen, en mezelf gepresenteerd. Zie hier voor meer info.

Weet wat je meet en waarom

Uitdagingen voor meetsceptici waren er 28 juni genoeg op het symposium ‘Kwantitatieve benaderingen in het taal- en letterkundige onderzoek en elders in de geesteswetenschappen’. De bijeenkomst op het Meertens Instituut vormde de pendant van het in maart verschenen themanummer van het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (TNTL) over hetzelfde onderwerp.

Voor wie nog weinig met kwantitatieve methoden heeft gewerkt was de middag zeer inspirerend. Frans Hinskens (Meertens instituut, VU) hield een verhelderende inleiding over kwantitatieve benaderingen in taal- en letterkundig onderzoek en ging daarbij ook in op de scepsis over zulke benaderingen binnen de alfawetenschappen. Daarna volgden eerst lezingen over het letterkundig onderzoek: Karina van Dalen-Oskam (Huygens instituut) over stijlonderzoek met Burrows’ Delta en Max Louwerse (University of Memphis) over inhoudsanalyse met behulp van Latent Semantic Analysis (LSA). Louwerse daagde vooral de literatuurwetenschappers uit door in te gaan op de volgens hem nog steeds onder hen veel te prominente anti-empirische opvatting. Vanuit de taalwetenschap spraken vervolgens twee dialectologen en een psycholinguïst. Wietske Vonk (Max Planck Instituut) ging in op de laatstgenoemde discipline, waarbij zij illustreerde hoe door het meten van oogbewegingen geconcludeerd kan worden dat al tijdens het lezen van een voornaamwoord eenduidige informatie over de verwijzing in het voornaamwoord van een zin onmiddellijk door de lezer gebruikt wordt.

De dialectometrie kwam aan bod in de lezing van Marco Rene Spruit (Meertens Instituut), die een onderzoek presenteerde naar de rol van geografie (de onderlinge afstand tussen twee dialecten) en inwonersaantallen in de verklaring van dialectvariatie. Roeland van Hout (Radboud Universiteit) ging tenslotte in op kwantitatieve analyses van taalvariatie. Op het symposium was ook ruimte voor het kwantitatieve echtheidsonderzoek van schilderijen (door J. van der Lubbe, TU Delft) en voor kwantitatieve stijlanalyse van muziek (door Peter van Kranenburg, Meertens Instituut).

Misschien wel de grootste pioniers in dit gezelschap waren de niet-taalkundigen, en dan met name de literatuurwetenschappers. Het is duidelijk dat binnen hun vakgebied de kwantitatieve benadering nog niet kan bogen op een lange traditie. ’Meten is weten’, daar waren alle aanwezigen het wel over eens, maar vooral ook: weet wat je meet en waarom. (Katrien Depuydt)





Dit artikel komt van marco@work
http://marco.info/pro

De URL voor dit verhaal is:
http://marco.info/pro/modules.php?name=News&file=article&sid=205