Het Onstaan van Epsilon Uitgaven

In 1984 gaf ik een voordracht op de Ecole Polytechnique in Parijs. Dit is een van de "grandes écoles", op militaire leest geschoeid en van hoge academische kwaliteit. Mijn verblijf duurde een dag of vijf en, zoals dat gaat, liep ik een keer de bibliotheek binnen om wat te browsen. Mijn oog viel op een flink aantal planken met kleine boekjes uit de serie "Que sais-je?" van de Presses Universitaires. De reeks leek compleet en telde meer dan drie duizend exemplaren.
Voor het goede begrip moet ik even vertellen wat de formule is van deze boekjes. Elk deel gaat over een enkel onderwerp, bijvoorbeeld de Etrusken, de Waarschijnlijkheidsrekening of Modern Toneel en is geschreven door een deskundige van naam. Op deze manier is een reeks ontstaan van een duizelingwekkende veelzijdigheid en een grote culturele betekenis. De boekjes worden regelmatig herdrukt en de reeks groeit nog steeds.
Ik wist natuurlijk allang dat deze reeks bestond, maar het zien van de complete serie gaf me opeens een schok. Niet alleen vond ik het een prachtige collectie, ik realiseerde me heel scherp het ontbreken van iets vergelijkbaars in het Nederlands.

Leve de Franse klassieken
Daar kwam een ervaring bij. In mijn wiskundige werk kreeg ik nogal veel te maken met het werk en de ideeën van Lagrange (1736-1813) en langzamerhand begon bij mij de behoefte te ontstaan om een van zijn belangrijkste werken, de "Mécanique Analytique" eens te lezen. Hierbij moet worden opgemerkt dat het lezen van oorspronkelijke teksten in de wiskunde en natuurwetenschappen niet gebruikelijk is. Alle kennis in deze vakken wordt voortdurend opnieuw geformuleerd en ingebed in de moderne wetenschap. Ik wilde echter wel eens weten of al die prachtige ideeën nu echt bij Lagrange zelf stonden of, zoals wel meer gebeurt, latere lezers het erin hadden gelegd. Laat ik hier meteen opmerken dat het lezen van Lagrange duidelijk maakt dat er niets teveel aan hem wordt toegeschreven, hij is een prins der wetenschap.
Maar daar gaat het nu niet om. Wat ik wil vertellen is, dat ik zonder moeite, in een boekhandel op de boulevard St.Germain in Parijs, de "Mécanique Analytique" vond, een herdruk natuurlijk, en dat ik verbaasd maar tevreden met dit boek naar huis ging.

Beide ervaringen zetten me aan het denken. De Fransen hebben kennelijk niet alleen grote culturele en wetenschappelijke prestaties geleverd, zij houden de kennis hiervan in stand door bijvoorbeeld boeken te produceren en kennelijk hiervoor kopers te vinden. Later zou ik ontdekken dat in Frankrijk inderdaad op grote schaal de Franse klassieken herdrukt worden. Waarom kon dit niet in Nederland? Op literair gebied is er wel genoeg beschikbaar, de dichtwerken van Vondel of de romans van Louis Couperus, maar wetenschappelijke herdrukken, ik bedoel herdrukken van teksten uit de wiskunde en natuurwetenschappen, heb je in het Nederlands niet veel.
Ik realiseerde me trouwens dat ook hedendaagse wetenschappelijke teksten in het Nederlands met een lantaarntje te zoeken waren. Door mijn ervaringen in Parijs realiseerde ik me plotseling het grote culturele gemis hieraan in ons land.

Ontsnapping aan benauwenis
Daar kwam iets heel anders bij. In het begin van de jaren tachtig, ik was ruim veertig, waren de carrière vooruitzichten aan de universiteiten abominabel. Bezuinigingen na bezuinigingen waren over de universiteiten heen gekomen, de stemming onder politici was uitgesproken anti-universiteit (dat laatste is trouwens nog steeds zo). Het oprichten van een wetenschappelijke uitgeverij, waarin historische en hedendaagse Nederlandse teksten een plaats zouden krijgen, leek mij een manier om aan deze benauwenis te ontkomen.

Een jeugddroom
Later heb ik ontdekt dat er nog een diepere laag is in het geheel van redenen waarom ik Epsilon Uitgaven oprichtte. Hiervoor moet ik teruggaan naar mijn eerste twaalf jaren. Ik werd geboren in 1939, mijn vader was enkele maanden daarvoor overleden. In mijn ouderlijk huis waren nauwelijks boeken, minder dan op de vingers van een hand te tellen, inderdaad minder dan vijf.
Ik leerde als kind lezen, ontdekte het boek en dat was meteen een van de grootste gebeurtenissen in mijn leven. Op school las `de meester' voor uit boeken als “De scheepjongens van Bontekoe”, uit “Karik en Walja” en dat waren hoogtepunten van de dag. Rond de leeftijd van tien maakte mijn moeder mij lid van de Openbare Leeszaal en daar mocht je dan twee romans en een wetenswaardig boek per keer lenen. Die verslond ik in korte tijd en telkens weer was daar de verbijsterende ervaring van een geheel nieuwe wereld die zich voor mijn ogen en in mijn geest ontvouwde als ik een boek opende. Ik heb dat nog steeds als ik een boek ter hand neem en open.

Dat ik zo meegesleept werd door boeken werd ook versterkt door de verschrikkelijke saaiheid van het leven in Amsterdam eind jaren veertig en vijftig. Het was een ongelooflijk vervelende provinciestad, inderdaad ongelooflijk voor mensen die Amsterdam alleen in de huidige tijd kennen. Er was natuurlijk ook nog geen televisie, wel radiodistributie die zich beperkte tot vier netten, maar geen buitenlandse vakanties voor families als de mijne, een verstikkend conventioneel leven. Het openen van een boek betekende plotseling ondergedompeld worden in avontuur, spanning, andere werelden. Het wordt treffend onder woorden gebracht in Die Unendliche Geschichte van Michael Ende; “Ich möchte wissen”, sagte er voor sich hin, “was eigentlich in einem Buch los ist, solang es zu ist”.
Als mij op de leeftijd van elf gevraagd werd wat ik later wilde worden, antwoordde ik altijd: ontdekkingsreiziger en schrijver. En dat ben ik in zekere zin ook geworden.
Epsilon Uitgaven heeft ook iets te maken met deze jeugddroom, waarin het boek voor mij - vanuit de zeer veilige plek thuis - kennis, avontuur en andere werelden betekende. Naast boeken lezen en boeken schrijven, ging ik ook boeken produceren, nieuw of in herdruk, waarvan ik vind dat ze recht van bestaan hebben.
Al deze redenen speelden een rol bij het ontstaan van Epsilon Uitgaven in 1984 door aanmelding bij de Kamer van Koophandel te Utrecht. In 1985 verschenen de eerste vier boeken.

Eerste reacties van collega's
Wat waren de eerste reacties van mijn collega's? "Doe dat niet, denk eens aan al die vreselijke besprekingen met collega’s in den lande die nodig zijn", "Wat ga jij hieraan verdienen?", "Wat een onzin, de taal van de wetenschap is Engels, publiceren in het Nederlands is niet goed voor de studenten".
Al deze opmerkingen, er waren er gelukkig ook aanmoedigende, zetten me aan het denken.
Uit "wat ga jij eraan verdienen?", hetgeen een eerste reactie van een naaste collega was, trok ik de conclusie dat de hele onderneming voor sommigen nogal controversieel was. Wetenschap en zaken doen, hoor je in de ogen van velen niet te vermengen. Het leek me verstandig om in mijn eigen omgeving niet al te zeer met Epsilon Uitgaven te koop te lopen. Dat zou ergernis en aan de andere kant, bij duidelijk succes, nijd opleveren. Het heeft dan ook enkele jaren geduurd voor er vanuit het Mathematisch Instituut in Utrecht publicaties bij Epsilon terecht kwamen. Verder zocht ik naar een zekere legitimatie vanuit het Wiskundig Genootschap, de beroepsvereniging van Nederlandse wiskundigen. Deze kwam er door het beschikbaar stellen van subsidies bij de uitgave van speciale boeken en door de benoeming van een adviseur “namens het Wiskundig Genootschap”; dat werd Wim van der Meiden. Bij dit alles speelden Gerke Nieuwland (toen voorzitter van het WG) en Aart van Harten (penningmeester) die het belang van de onderneming inzagen, een essentiële rol.

Eigen taal verdiept het inzicht
De opmerking waaruit twijfel sprak over de noodzaak om Nederlands te gebruiken lag moeilijker. De discussie hierover is nog steeds gaande en het lijkt me goed om enkele observaties die ik in die tijd deed hier te noemen. Natuurlijk is de taal van de wetenschap Engels. Ik schrijf mijn boeken en artikelen in het Engels, door de permanente aanwezigheid van buitenlandse gasten spreek ik een groot deel van de dag Engels, mijn correspondentie is bijna geheel in het Engels, af en toe geef ik zelfs college in Utrecht in die taal.
Een eerste probleem bij het gebruik van Engels doet zich voor bij leraren en in het VWO-onderwijs. In de jaren tachtig spraken mijn collega’s en ik soms leraren die, naar aanleiding van nieuwe leerstof, vroegen hoe bepaalde begrippen in het Nederlands werden genoemd. Ze hadden kennelijk de behoefte om in dit toch al abstracte vak, de begrippen te voorzien van meer vertrouwde namen. Zoals in de vlakke meetkunde woorden als driehoek, hoogtelijn of hoekpunt. Het interessante is dat Simon Stevin heel veel van deze woorden heeft bedacht en dat, wat betreft deze klassieke wiskunde, het Nederlands internationaal uitzonderlijk is. Trouwens het vak zelf wordt in andere talen aangeduid met variaties op het woord Mathematica, alleen het Nederlands heeft een eigen woord: wiskunde, de kunde van het weten.
Belangrijker nog was voor mij, een onverwacht gevolg van het uitwerken van college-aantekeningen tot een boek. Vele jaren had ik het college nietlineaire differentiaalvergelijkingen en dynamische systemen gegeven, waarbij ik elk jaar voor uitbreiding en modernisering van de stof had gezorgd. Het leek me een goed idee om de tekst als boek in de reeks van Epsilon Uitgaven op te nemen. Dat gaf echter enkele onverwachte taalproblemen. Je kunt dan wel tijdens college een soort vertaald Engels spreken, "newspeak" zou H.B.G. Casimir dat noemen, maar als je dat gaat opschrijven zie je pas hoe lelijk het is. Zo sprak ik van "een map van een transversaal die wordt gebruikt om een suspension map te construeren". Ik probeerde verschillende woorden uit - niet op studenten, want die zijn nog niet aan zulke kritiek toe - maar op mijn collega’s. Voor "map" bestaat het woord "afbeelding", voor "transversaal" bedacht ik "dwarsligger" en meer-dimensionaal "dwarsvlak". De uitdrukking "suspension map" was moeilijker; tenslotte kwam ik op "een afbeelding die opgehangen wordt". Echt mooi is het misschien niet, maar er gebeurde ondertussen wel iets eigenaardigs met me. Deze begrippen die ik al jaren gebruikte, begonnen opeens veel meer voor me te leven. Het leek wel of het zoeken en gedeeltelijk vinden van woorden in de eigen taal tot een verdiept inzicht gingen leiden.
Het heeft me de overtuiging gegeven dat begripsvorming in de eigen taal, zowel bij het leren als bij het wetenschappelijk onderzoeken, beter gaat en meer diepgang vertoont. Elk begrip vertoont een aantal nuances, heeft een bepaalde klankkleur die bijdraagt aan het beeld dat in ons bewustzijn ontstaat. In een vreemde taal gaat hiervan veel verloren zodat, als we ons bij het wetenschappelijk bedrijf niet van de eigen taal bedienen, de begripsvorming mager blijft. Daar moeten we het dan maar mee doen. Het is dan ook juist dat sinds het begin van het ontstaan van de uitgeverij op elke catalogus vermeld staat "Een overweging van de redactie is, dat het kennismaken met nieuwe ideeën gemakkelijker gaat, indien dit plaats vindt in de eigen taal".

De eerste auteurs
Ik moet nog een wat onverwachte reactie van collega’s noemen. Vanaf het begin van de uitgeverij heb ik gemeend dat het goed is om waardevolle boeken die uit druk zijn en om commerciële redenen niet meer herdrukt worden, in het fonds op te nemen. In het begin was dat bovendien een manier om vast wat delen in de reeks te krijgen. Ik benaderde daartoe de Delftse emeriti hoogleraren W.T. Koiter en O. Bottema. Beiden hadden een prachtig boek over mechanica geschreven, glashelder, maar op een iets te hoog niveau voor de huidige, gemiddelde student. De boeken werden dan ook niet herdrukt door hun uitgevers. Bottema, die nog nooit van Epsilon Uitgaven gehoord had, hoe kon het ook anders, informeerde bij zijn vroegere Delftse collega J.W. Cohen in Utrecht wat er aan de hand was. Cohen liep bij me binnen en vroeg wat de bedoeling was. Ik weet niet meer wat ik hem verteld heb, het zal een wat idealistisch gemompel zijn geweest, maar het resultaat was dat Bottema en ook Koiter hun toestemming gaven tot heruitgave van hun boeken. Dat was tevens het begin van twee vriendschappelijke relaties.
Minstens eens per jaar kwam ik Koiter tegen bij een of ander mechanica of toegepaste wiskunde symposium. Hij trad me dan altijd tegemoet met de woorden "daar is de man die mijn boek gered heeft".
Natuurlijk hadden beide wetenschappers er belang bij dat hun boek opnieuw werd uitgegeven, maar er was toch een zekere moed voor nodig om dit aan een onervaren, nieuwe uitgever toe te vertrouwen. Ik ben hen daar steeds erkentelijk voor gebleven.
Met Bottema ontstond een intensievere relatie dan met Koiter. Na het eerste kennismakingsbezoek bezocht ik hem regelmatig waarbij we vele verhalen uitwisselden. Dat wil zeggen, hij vroeg mijn mening over huidige politiek en wetenschap (het bleek dat we beiden lid waren van dezelfde, nietbestaande partij) en van zijn kant putte hij uit de verzameling anecdotes en eindeloze ervaringen uit zijn leven. Dat was niet gering. Hij studeerde in de jaren twintig als eerste in zijn familie aan een universiteit, was leraar en later directeur van een school, werd vlak voor de tweede wereldoorlog hoogleraar in Delft en was na de oorlog acht jaar Rector Magnificus. Sommige van die interessante verhalen (over Heyting, Brouwer, van der Corput, Schouten, Biezeno e.a.) zal ik misschien nog eens opschrijven. Bottema was een krachtige, briljante man, streng voor zichzelf en anderen. Het is een voorrecht hem te hebben gekend.
Later zou ik ook het boek van Bottema over klassieke problemen uit de elementaire meetkunde uitgeven. Dit boekje was in 1943 bij Servire uitgekomen en voor deze uitgave voegde Bottema een aantal nieuwe hoofdstukken aan de tekst toe. Het is een uniek boekje over de klassieke meetkunde en het is te begrijpen dat Springer Verlag besloten heeft het in het Engels te publiceren.

Een andere herdruk uit de beginjaren was "Projectieve Meetkunde" van A. Heyting. Dirk en Doki van Dalen hebben toen nog bemiddeld bij de weduwe van Heyting om toestemming te krijgen voor heruitgave. Dat was geen sinecure. De eerste oorspronkelijke boeken in de Epsilonreeks waren "Inleiding matrixrekening en lineaire programmering", geschreven door Wim van Horssen en Adriaan van der Burgh en "Analyse voor beginners" van Aernoud van Rooij. Beide boeken zeer toegankelijk en voor een breed publiek geschreven.
Al deze bijdragen en steun in de allereerste fase zijn van groot belang geweest voor het ontstaan van de uitgeverij.

Per 1 januari 2006 is Epsilon Uitgaven eigendom geworden van de Stichting Epsilon, een stichting die opgericht is met steun van het Koninklijk Wiskundig Genootschap en de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren. De zakelijke verantwoordelijkheid ligt nu bij het bestuur van de stichting, de dagelijkse bedrijfsvoering is in handen van de managing director, Carolien Reus. De uitgave van 59 wetenschappelijke boeken en 22 zebra's in de periode 1985-2005 vond, bedrijfstechnisch gezien, plaats vanuit een eenmansbedrijf. Voor de Nederlandse wiskunde is de voortzetting van de uitgeverij op deze manier een heel goede ontwikkeling.