Deze poolstijlzonnewijzer aan de zuidzijde van de Jacobikerk in Utrecht is de oudst gedateerde zonnewijzer op een openbare gebouw in Nederland en dateert volgens het opschrift uit 1463 (foto: Fer J. de Vries, Eindhoven)

Tijdrekening in de middeleeuwen

Gedurende de middeleeuwen was het gebruikelijk om de uren van het dagdeel te nummeren vanaf zonsopgang (horae diei) en evenzo de uren van het nachtdeel vanaf zonsondergang (horae noctis). De uren in het dagdeel werden, naar Romeins gebruik, oorspronkelijk in vier groepen (stationes) van elk drie uren ondergebracht. Deze werden in de middeleeuwen ook vaak benoemd naar het uur waarmee de periode werd beëindigd.

Evenzo werden de uren in het nachtdeel in de vier volgende nachtwaken (vigiliae) van drie uur elk ondergebracht:

Zeven van deze uren stonden bekend als de ‘canonieke uren’ (horae canonicae) of ‘daggetijden’ vanwege de gebeden en andere rituelen die monniken en geestelijken gedurende deze uren moesten verrichten. De namen van deze uren herinneren vaak nog aan de rituelen die oorspronkelijk op deze uren werden verricht maar gedurende de middeleeuwen zijn enkele hiervan naar andere uren van de dag verschoven.

De moderne manier om de uren vanaf middernacht en de middag te tellen is pas in de late middeleeuwen ontstaan (wellicht zelfs in de Nederlanden) en dankt haar oorsprong vermoedelijk aan de praktijk om de stads en kerkklokken aan het begin van de middag met de meridiaandoorgang van de zon in het zuiden gelijk te zetten.

De doorlopende telling van 0 uur tot 24 uur vanaf middernacht vindt haar oorsprong pas in de 19de eeuw. Deze telling werd vanaf de oudheid ook wel door sterrenkundigen toegepast doch hun telling begon om 12 uur in de middag zodat er geen wisseling van het dagnummer om middernacht zou optreden.

Deze ‘astronomische uurtelling’, vanaf het begin van de middag, treft men ook aan in oude astrologische geschriften en in scheepsjournalen en werd pas in 1925 officieel door de sterrenkundigen afgeschaft.